Tijdens de spreekuren krijgen we te maken met een grote verscheidenheid aan mensen met ieder hun eigen verhaal. In een aantal gevallen is de medische hulp zeer belangrijk, maar het grootste deel heeft vooral een huis en een paspoort nodig. Ook worstelen ze vaak met mentale kwesties. Zo kwam er eens een Portugese jongen op het spreekuur. Ik heb twee problemen, zei hij. Het eerste probleem is dat ik op mannen val. En het tweede is dat ik met een man gezoend heb en bang ben dat ik aids heb. Over dat laatste konden we hem geruststellen. Voor het feit dat hij moeite heeft met zijn seksuele voorkeur verwezen we hem door naar maatschappelijk werk.
Zo zien we ook veel transgenders. Zij hebben niet zozeer behoefte aan medische hulp, maar wel aan contacten met de juiste mensen. Dan maken we een belrondje, bijvoorbeeld met de GGD, de Transpoli en de Veilige Haven, dat zich inzet voor mensen die worstelen met hun identiteit.
Oprechte aandacht
Het gros van de mensen dat bij Kruispost komt, werkt zes dagen per week. Die hebben kinderen die al dan niet in Nederland wonen. Het komt voor dat ze zelfs een hele familie onderhouden, al woont die in hun thuisland. Het komt meer dan eens voor dat deze mensen hun eigen kinderen al tien jaar niet in levenden lijve hebben gezien. En dat terwijl ze hier in een maatschappij leven die niets van hen moet weten.
Daarom proberen we er in ieder geval voor te zorgen dat mensen zich een keer geen blinde vlek voelen, want dat zijn ze in Nederland. Ze bestaan niet. Stuk voor stuk werken ze hard, met klachten van overbelasting tot gevolg. Rust nemen is dan het advies, maar dat is voor hen geen optie.
Mensen kijken vaak de kat uit de boom als ze voor het eerst bij Kruispost komen. Het is zo’n gemengde doelgroep dat we iedere keer worden uitgedaagd om op een andere manier contact te leggen. Na een paar keer zijn ze gewend. Soms zijn ze gebaat bij een reguliere huisarts om hen continue zorg te verlenen, maar het komt regelmatig voor dat ze niet weg willen bij Kruispost. Hier voelen ze zich thuis en gezien. Ze krijgen oprechte aandacht.
Af en toe delen patiënten de meest gruwelijke verhalen. De kanttekening bij het horen van trauma’s uit het verleden is dat we vaak niet de mensen voor handen heb om acute zorg te verlenen. Daarom vragen we er niet al te erg over door als ze er niet zelf over vertellen. Soms is afdekken beter dan iets openleggen. Als mens met een burgerservicenummer is het al onmogelijk om binnen te komen bij de GGZ, laat staan als er geen zorgverzekering is die de rekening betaalt. Dan is het af en toe beter om de wond dicht te laten, hoe naar ook.
Zo maken we er met zijn allen het beste van. De verhalen klinken als fanfares van ellende, maar dat zijn de patiënten regelmatig niet. Ze beschikken vaak over veel humor, kunnen erom lachen en het normaliseren. De veelzijdigheid en het contact met de patiënten geven energie. Het is een enorm krachtige groep mensen met ieder een eigen verhaal. Ze hebben het ontzettend zwaar op een plek waar niemand ze lijkt te begrijpen en ze steeds tegen barrières aanlopen. Dat ze zich bij ons kwetsbaar opstellen, vraagt moed. Als wij hen daarbij een beetje op weg helpen in het oerwoud dat Nederland voor hen is, geeft dat voldoening.’